Ik ben onlangs afgestudeerd aan de London School of Economics met een master in Philosophy of the Social Sciences. Tijdens de diploma-uitreiking hield de universiteitsdirecteur een toespraak waarin ze beweerde dat diploma-uitreikingen uitsluitend gelukkige gelegenheden zijn, vergeleken met bruiloften of verjaardagen. Deze gelegenheden kunnen worden overschaduwd door nare schoonmoeders, onenigheid over wie wat moet betalen of negatieve gevoelens tegenover ouder worden. Diploma-uitreikingen zijn vieringen van prestatie, en daarom per definitie positief.
Bij LSE heb ik een geweldige tijd gehad; Ik werd intellectueel uitgedaagd en had het gevoel dat wat ik leerde relevant en belangrijk was – het was een tijd van groei en radicale zelfontdekking. Tijdens mijn studie aan LSE ben ik verliefd geworden op rational choice/ decision theory en behavioural economics. Ik schreef mijn scriptie over deze onderwerpen en realiseerde me dat, hoewel het veel stress was, het me zo ongelofelijk blij maakt om met innovatieve ideeën en theorieën aan het werk te gaan, te discussiëren, debatteren en te schrijven. Hoewel afstuderen gelukkige gelegenheden zijn, praat niemand echt over hoe vervelend het is om de academische wereld te verlaten, ik wil de academische wereld niet verlaten.
Oké, doe een PhD.
Nee, dat wil ik niet.
Dus wat nu?
In een van mijn favoriete boeken, Stoner van John Williams, wordt de academie of universiteit beschreven als een gekkenhuis. “Ik ben te slim voor de wereld”, zegt Stoner’s vriend, “en daar zal ik mijn mond er niet over houden; het is een ziekte waar je niet van kan genezen. Ik moet dus opgesloten worden, waar ik veilig onverantwoordelijk kan zijn, waar ik geen kwaad kan doen en geen dreiging ben”.
Ik ben geen “werknemer” noch een academicus in de traditionele zin van “doe een doctoraat en word een professor”. Wat doe je? Ik breng tijd door met vrienden, ik dans salsa, ik lees, ik reis, ik ga naar musea, galerieën, concerten, diners. Nee, wat doe je voor werk? Ik weiger om arbeid iets te laten zijn dat mij definieert – ik ben een projectmanager, ik ben een recruiter, ik ben een lamaboer, ik ben een circusartiest of wat dan ook.
Het universiteitsgebouw verlaten na de ceremonie was raar, het was raar omdat het voor ons allemaal duidelijk was dat we ons knusse nestje verlieten. We treden nu toe tot werkende klasse: jij, een nummertje, loopt maandag het kantoor binnen en helpt een of ander bedrijf in het behalen van zijn kapitalistische doeleinden, je kijkt uit naar vrijdagmiddag, of een etentje op zondag. De academische wereld verlaten is moeilijk. Er wordt nu niet meer van mij verwacht dat ik papers schrijf over libertair paternalisme of de stelling van Von Neumann-Morgenstern. Ik verlaat mijn gekkenhuis, het knusse nestje, en spring het spannende, enge onbekende in.